Lenteleven

Zo lamzakkerig winter is (blijven liggen in zijn bed van grijs, elke dag dezelfde kleren aan), zo uitgeslapen fris is de lente. Ik blijf mij verbazen hoe al die moteurkes aanslaan in de bomen. Het moet daar vanbinnen een drukte van jewelste zijn: aanvoeren van sappen, stielmannen met fijne vingers die de knoppen loswikkelen, meester-schilders die kleuren vergelijken en uitproberen, landmeters die de groei van nieuwe takken plannen, en wat zo’n boom allemaal aan vaardigheid nodig heeft. Ik wou dat ik dat kleine kabaal kon horen, maar ja, mijn oren zijn niet sterk genoeg.

Een beetje bioloog zal makkelijk uitleggen hoe warmte en vocht en licht groei stimuleren, maar daarmee is mijn verbazing nog niet gestild. Hoe kan het (überhaupt, zeggen de Duitsers dan) dat dat hele gegeven leven er gewoon is? Die talentvolle balletdanser magnolia (een plantaardige
Sidi Larbi Cherkaoui) had ook een stijve hark kunnen zijn? De perenboom had ook kunnen besluiten: sorry, zo’n peer is mij teveel werk hoor?

Hoe komt al dat leven toch aan zoveel dynamiek, zoveel goesting, zoveel creativiteit? Zoveel enthousiasme, denk ik, als ik de duizenden fijne druppeltjes zie waarmee de krentenboom zijn schilderij al begonnen is? Alles kan altijd opnieuw beginnen, schijnt het grote Leven te zeggen, en dat vind ik (nou, zeggen de Nederlanders dan) zeer troostend.

Plaats een reactie