Mijn tweede huid

Mijn tweede huid

De zon schijnt. De dag staat wijdopen: een zee die in de verte af en aan spoelt, een soort zindering die zich onder mijn voeten voortplant. Gele ranonkelbloemen. Duivengekoer. Schaduwen die zich zoals altijd goed weten te verbergen. Vogeltrillers. Een trein die voorbij holt.

De hele dag is het zo al bezig, dit bijeenkomen van leven. Ongevraagd lijkt het wel, maar misschien ook niet. Overvloed brengt mij altijd in een wat verzonken stemming,  als een kind dat zich verloren kijkt naar zoveel nieuwe wereld. Dat week worden aan de randen, daar hou ik wel van.

De hele dag ook zit ik alleen in dit huis. De vrouw die mijn geliefde is, wordt tot vanavond opgeëist door haar werk. En nu zit ik hier te wachten tot die zingeving een beetje is uitgewoed. Vreemd, dit wachten.  Van een andere orde dan de dag bekijken en beluisteren. Hoe langer ik moet wachten, hoe meer ik besef dat zij meer is dan de zoveelste laag tussen de andere, het zoveelste geluid. Wat is het dat twee mensen doet samenleven? Het voordeel van een gedekte tafel en een warm bed? Van woord en wederwoord, waarmee nog wat meer stukjes werkelijkheid voorbij komen, in verhevigde want samengebalde vorm? Het voordeel van samen afbetalen?

Het gaat veel dieper, vermoed ik. Het gaat om de huid. Een geliefd mens waarmee je samenleeft, is een tweede huid. Bij baby’s is het zo zichtbaar, bij oude breekbare mensen ook: dat de huid van een mens zo dun is, zo onwaarschijnlijk dun. Groter geworden valt het minder op, maar de dunne huid blijft kou voelen naast warmte, en ook stemmen en gedruis van een malende wereld druppelen binnen alsof we lek zijn, veel te lang en te veel open staan, niet goed in elkaar zijn gezet. Soms denk je dat je de enige bent die zo vol kieren en gaten zit, maar dat is slechts schijn. Veel is schijn bij die opgegroeide mensen. Dan is het goed als je er een huid bij hebt. Dat je nog een hoofd hebt: want ook daar raast het soms, woorden die je niet stil krijgt, wat je ook doet.

Het geldt ook omgekeerd. Ook als je overloopt, van blijdschap of ervaring of zottigheid, is het goed uiterwaarden te hebben, weiden en gronden waarin je kunt overstromen. Dat geldt ook voor samen eten, samen lachen, samen een straat aflopen, samen inslapen.

Zijn de allenen dan beklagenswaardig alleen? Waarom zouden ze. Ik vermoed dat mensen die alleen leven, met zichzelf kunnen omgaan als met een geliefde, van zichzelf de huid kunnen voelen alsof die hen gegeven is uit liefde, uit nabijheid, uit warmte. Naar hun stem luisteren als naar iets kostbaars dat iemand zegt. Een glas wijn kunnen drinken alsof een vriend het hen gaf. Het lijkt hoge kunst, en dat is het ook. Want wie het niet kan, of wie op momenten zijn huid weer dun voelt worden, die weet hoe groot en zwaar de wereld is voor een lichaam alleen.

Wees standvastig, sta sterk, zoek niet de steun van een ander mens, schreef de stoïcijn Marcus Aurelius. Dat is allemaal goed en wel, maar hij had toch ook zijn dagboek om tegen te spreken. En allicht luisterde hij ook naar alle klanken van de dag die zong rond zijn oren, en keek hij het leven aan zoals ik vandaag. Ook dat is een huid die ons gegeven wordt en die, als we ons openstellen en leeg kunnen worden, vol genegenheid zit. Er is iets zachts aan het voorbij komen van alles, iets van de verwondering die je ook voelt als je een kind ziet. Dat is zo met aanwezigheid: je krijgt en je blijft krijgen, en je hebt niets gevraagd. Aanwezigheid die volheid wordt, dat is een sterke tweede huid.

Dat geldt ook voor haar die straks thuiskomt. Een gedekte tafel is voor haar al een beetje veel krijgen, dat weet ik. Dus vlug een mooie tafel dekken, dat ook het meubel weer even weet waarom het gemaakt is. Een karaf koel water, groenten met een smaak zoals ze die graag heeft, een stevige stoel en de verwarming hoog genoeg: ja ik weet wel hoe ik mijn tweede huid moet verzorgen.

(uit: Inleiding op de geliefde, 2015)

2 gedachten over “Mijn tweede huid

  1. maya van lancker

    Veel allenen weten hoe groot en zwaar de wereld is voor een lichaam alleen. (Ben je lang alleen geweest ?) Ik betwijfel je vermoeden.

    Like

    1. guidovanhercke Berichtauteur

      Ja, Maya, het is een beetje ongepast van mij om dit zo stellig te beweren. Het was geen stelligheid, het was eerder de wens of hoop dat elke alleen levende dat toch met genoeg innerlijke vrede en genieten zou kunnen doen. Die wens geldt natuurlijk ook voor wie samenleeft, want ook daar is de eenzame nood vaak groot, schrijnend. Ik besef goed dat ik, alleen levend, het vaak ook moeilijk zou hebben. Dat is, nu de geest van mijn vrouw zich beetje per beetje terugtrekt uit de wereld, soms al zo…

      Like

Plaats een reactie