Glimlach (klein leven 6)

1-img_3589

Geen gebaar dat mij altijd al meer heeft gefascineerd dan een glimlach. Het lijkt een beweging van niksmendal, zo’n glimlach, maar wat een effect heeft het. Een glimlach doet echt wat het woord belooft: glimmen, glans ontsteken in wat tot dan misschien onopvallend klein leven was. Dagelijks passeren we honderden gezichten. Je ziet ze wel zoals zij jou zien, anders liepen we constant tegen elkaar op, maar meer is het ook niet. We registreren elkaar zoals een computer dat zou doen: ogen, neus, mond, oren, okee, het is een mens, doorlopen maar. Allicht dat er nog parameters meegescand worden in die eerste aanblik: ziet er niet gevaarlijk uit, okee, alles veilig. Misschien lopen mensen wel door elkaar als schimmen, zoals de hellehonden bij de Styx.

Soms zien we een gezicht dat zo opvalt dat het langer bijblijft: een leptosoom lang gezicht, een gezicht doorploegd van rimpels en rimpeltjes, een sproetengezichtje, een angstig gezicht dat als een geslagen hond bijna niet durft opkijken, een overde top zelfbewust gezicht dat niet beseft hoe arrogant het in de wereld staat, een onaards mooi gezicht.

Maar dan is er, plots, dat gezicht dat even glimlacht. Ik heb dan altijd de neiging om halt te houden en een gesprek te beginnen. Maar ook ik ben lid van de burgercultuur die zegt dat je je medemens niet mag storen, en dan stap ik aarzelend een paar passen door, en dan is het moment verkeken.

Het is ook zo’n ongrijpbaar moment. Het makkelijkst is nog de glimlach in een functionele situatie. Bijvoorbeeld de glimlach van het meisje aan de kassa. Dat is bonus, een surplus dat bijna geld waard is. Ook al omdat ik dan weet dat ik niet alleen terug kan glimlachen, maar dat gesprekje gerust kan beginnen, we houden niemand op, en we ontmoeten een mens. Maar wat doe ik als ik een glimlach krijg aan de bushalte, zomaar, vanuit het niets? Het lijkt wel of, met het openkomen van dat gezicht voor jou, er ook iets gebeurt in jouw binnenste: een plotse warmte, een tinteling van leven over je eigen gezicht, wellicht ook een glimlach. Glimlachen doet glimlachen, dat is bekend. En toch blijft het uitzonderlijk: iemand die je opmerkt en meer ziet dan alleen die ogen, neus oren en mond. Het is altijd uitzonderlijk als één mens een andere mens ontmoet. Uitzonderlijk want zo lichamelijk, dat is het net wat mij al mijn leven lang fascineert. Het lijkt wel of in die glimlach (zo veel meer dan in het handen drukken) iemand je lichamelijk bestaan, met zijn dunne vaak onzichtbare grenzen, echt ziet en erkent, anders had je dat lichamelijke effect niet van onverwacht groter worden, groeien, gloeien…

Een glimlach is een aai, is onverwachte tederheid, is plotse bevestiging van al dat leven in jou, dat ademt, kijkt, verlangt, dichterbij wil komen. Een glimlach is, voorzichtig of gul, een daad van liefde en een daad van intense vrijheid…

Paul Valéry zegt hetzelfde, denk ik, in zijn lichtjes gezwollen stijl: “Quelle merveille qu’un instant universel s’édifie au moyen d’un homme, et que la vie d’une personne exhale ce peu d’éternel”. Hoe een groot momentje zich tonen laat via een kleine mens, hoe een kleine mens een flardje eeuwigheid uitademen kan…

Misschien is het dat wat een glimlach ziet, wat een glimlach teruggeeft.

 

 

 

4 gedachten over “Glimlach (klein leven 6)

  1. Uvi

    “Ik heb dan altijd de neiging om halt te houden en een gesprek te beginnen. Maar ook ik ben lid van de burgercultuur die zegt dat je je medemens niet mag storen, en dan stap ik aarzelend een paar passen door, en dan is het moment verkeken.”

    Dag Guido,

    en dan vergeet je nog de ‘glimwoordjes’.
    De vuurvliegjes van het alphabet.

    Gisteren anderhalf uur gestaan en gesproken (er stond gepraat)
    met een onbekende burger. Architect.
    Zoals gans zijn familie. Zelfs aangetrouwd.

    Getrouwd met de schoonste vrouw van de wereld.
    Vierenveertig jaar al. In letters lijkt dat nog langer dan in een getal.
    En nog steeds verliefd.

    Hoewel hij aan “een ziekte” leed. Hij kon alles slechts ‘zwart-wit’ zien.
    Terwijl er zoveel grijs was.
    Daarin was zijn vrouw z’n gids. En toeverlaat.

    Ik wenste hem al lachend ‘een goede gezondheid’.

    Kijk, Guido,

    als ik mijn moeder was, dan had ik hem angstvallig gemeden.
    Maar communicatief ben ik mijn vader.
    En sprak hem dus aan. Terwijl we beiden naar hetzelfde gebouw in opbouw keken.

    En straffer nog: hij kende mij al. Zei hij. En passant.
    En liet me daarna blozen. Als een oud jongetje.
    Dat goede punten kreeg van de meester.

    Niet twijfelen, Guido!

    .

    Like

  2. guidovanherckeGuido

    Twijfelen is niet het goede woord, Uvi, ik ben zelf ook nogal van de communicatieve soort. Maar soms zie je levens voorbijkomen, al of niet je aankijkend, al of niet glimlachend, en bekruipt mij de goesting om in dat leven te duiken, om ter plekke dat ‘verhaal’ te ‘lezen’… En dat kan dus niet altijd…
    Jij als flaneur verzamelt blijkbaar ook levens. We moeten de kunst van het ontmoeten in ere houden, en niet alleen op het scherm maar van ademend lichaam tot ademend lichaam.
    Wie weet spreek je mij ooit eens aan daar in Tobbackcity…

    Met glimlachende groet
    Guido

    Like

Plaats een reactie